Tiense Suiker na 185 jaar springlevend
Suiker gold in het ancien regime als een kostbare lekkernij. Hij werd ook gebruikt als een natuurlijk geneesmiddel. Dat we vandaag suiker consumeren uit suikerbieten, danken voor een belangrijk stuk aan Napoleon Bonaparte. Niet omdat hij zo bijzonder geïnteresseerd was in landbouw, maar omwille van de grote continentale blokkade van de Engelsen – een truukje dat zij ook met de Duitsers uithaalden in de Eerste Wereldoorlog – geraakte rietsuiker niet meer tot op het Europese vasteland. En daar had de keizer het lastig mee.
Lees verder onder de foto
Het was toen al bekend dat bieten die onze boeren teelden, suiker bevatte. Echter was men er nog niet toe gekomen er het zoete product uit te halen. De kleine Corsicaan spoorde wetenschappers aan om met betere teeltmethoden het suikergehalte te verhogen en een manier te verzinnen om de suiker uit de bieten te extraheren. De eerste resultaten waren veelbelovend, maar de eerste suikerfabrieken zouden pas lang nadat Napoleon een ticket enkele richting Sint-Helena had gekregen. In 1836 telde ons land een dertigtal suikerfabrieken, waaronder twee in Tienen. Die zouden later samensmelten tot de Tiense Suikerraffinaderij.
In de eerste jaren werden hoofdzakelijk suikerbroden verkocht in de vorm van kegels die 2 tot 5 kilo wogen en waarvan je stukjes kon kopen die er met een hamer en beiteltje werden afgeslagen. Pas eind 19de eeuw slaagde men er in suikeren platen te vervaardigen dit tot klontjes werden gezaagd. De groef in het klontje, om het te breken, is er pas in 1995 gekomen. Er werd meer dan een jaar over gedaan om die groef er op een goeie manier in te brengen. Er bestaan sinds kort ook suikerklontjes in de vorm van kaartspelfiguren (harten, schoppen, koeken en klaveren) en in de vorm van een hexagon. Die vind je terug in verschillende supermarkten.