Studie van UZ Leuven bewijst: bescherming van transplantatiepatiënten tegen COVID-19 vraagt aanpak op maat

Vaccin
Leuvense artsen onderzochten bij 1.878 transplantatiepatiënten in welke mate ze beschermd waren tegen COVID-19 na herhaaldelijke vaccinatie. De studie bevestigt de veiligheid van vaccins, maar ontdekte opvallende verschillen in de aanmaak van antistoffen en bescherming tegen ernstige COVID-19-infectie. Bij mensen met een levertransplantatie slaan vaccinaties goed aan, maar bij longtransplantatiepatiënten veel minder. De artsen wijzen op de nood aan een aanpak op maat.

Wie ooit een transplantatie onderging, wordt beschouwd als een COVID-19-risicopatiënt. Toen de vaccins midden in de coronapandemie schaars waren, kregen transplantatiepatiënten daarom voorrang in het vaccinatieprogramma van de overheid, ongeacht het type transplantatie dat ze hadden meegemaakt.

Om inzicht te krijgen in de frequentie van ernstige COVID-19-infecties bij getransplanteerden en de veiligheid en doeltreffendheid van vaccinatie, zette de raad voor transplantatie UZ Leuven een grote studie op. Daaraan namen in totaal 1.878 volwassenen deel die een nieuwe lever, long, hart, nier, darm of pancreas hadden gekregen of een beenmergtransplantatie hadden ondergaan. Voor het eerst werden alle transplantatiegroepen met elkaar vergeleken in de context van COVID-19.

Veilig

Eerst en vooral bevestigde de studie dat COVID-19-vaccinatie veilig is voor transplantatiepatiënten.

“De coronapandemie had een grote impact op het dagelijkse leven en de medische zorg van transplantatiepatiënten. Er was bij onze patiënten veel ongerustheid, ook over de vaccins. Dat komt omdat zij immuunsysteem-onderdrukkende medicatie tegen afstoting van het donororgaan krijgen en daarom bijzonder kwetsbaar zijn. Maar we kunnen iedereen geruststellen: we zagen geen ernstige nevenwerkingen na herhaaldelijke vaccinatie bij de bijna 2.000 onderzochte patiënten, die samen meer dan 4.000 prikken kregen. Vaccins zijn dus veilig, ook na een transplantatie", zegt prof. dr. Jef Verbeek, hepatoloog in UZ Leuven en hoofdonderzoeker:

Verschillen in aanmaak antistoffen en ernst van infectie

Nog belangrijker en opmerkelijk is dat de artsen een grote variatie zagen in de mate waarin de verschillende transplantatiegroepen na vaccinatie beschermd waren tegen het coronavirus.

"Na de derde COVID-19-vaccinatie bleek dat 90% van de mensen met een levertransplantatie antistoffen hadden opgebouwd. Maar bij de longtransplantatiegroep was dat minder dan de helft (48%). Longtransplantatiepatiënten bleken ook veruit het hoogste risico te hebben op een ernstige COVID-19-infectie. Een mogelijke verklaring is niet alleen het lagere aantal antistoffen, maar ook het feit dat het coronavirus in de eerste plaats de longen aantast. Bovendien is er na een longtransplantatie meer immuun-onderdrukkende medicatie nodig dan bij andere soorten transplantaties. Die anti-afstotingsmedicatie is echter levensnoodzakelijk en kan in geen geval onderbroken of gestopt worden", zegt Verbeek.

Maatwerk nodig

De artsen besluiten dat COVID-19-vaccinatie veilig is bij getransplanteerde patiënten, maar dat maatwerk nodig is. Met hun studie willen ze een kader bieden aan het (toekomstige) beleid rond vaccinatie en zorg voor transplantatiepatiënten. Tot nu toe werden transplantatiepatiënten als één homogene groep beschouwd, maar bepaalde subgroepen met een hoger risico, zoals longtransplantpatiënten, kunnen meer baat hebben bij extra vaccinaties of antivirale therapie. Ook kan het toedienen van bijkomende antistoffen vooral bij die hoog-risicopatiënten aangewezen zijn.

Lees meer over